Twentse levenslessen (139)

In Tubantia was vanmorgen in de rubriek “Eens een tukker…” de violist Daniel Rowland aan het woord: “Twente associeer ik met mooi, groen, hartelijk en geborgen.” In hetzelfde onvolprezen dagblad schreef de columnist van dienst Teun Staal: “Kop d’r veur, met opvang” en hij vervolgde: “Enschede is een stad die zich altijd heeft opengesteld voor vrömden en haar groei en bloei mede dankt aan nieuwkomers die hier een beter bestaan vonden. Van turfstekers uit Drenthe tot Turkse immigranten.”

De twentse spreuk van deze week heeft, zo lijkt het erop, een vooruitziende blik. Enerzijds is er veel hartelijkheid en geborgenheid. Mijn 93 jarige vader, als kind als turfsteker begonnen, woont nog steeds in Zuidoost Drenthe, mijn werk echter heeft mij en mijn familie 30 jaar geleden naar Twente gebracht. Inderdaad Noaberschap brengt veel en je beleeft elke dag dat er een grote mate van hartelijkheid, geborgenheid en gemoedelijkheid is. Het zou naïef zijn de ogen te sluiten voor de rafelrandjes die er ook zijn. “De leu bint nich aaltied war ze liekt.”