Buitenmomentjes (132)

Moestuinsprookjes .

Het is nu nog februari, soms nat, soms droog, dan weer te warm en soms even lekker fris.
Natuurlijk is dit nog een wintermaand en eigenlijk zou er nog een mooie witte deken moeten liggen over de tuin, maar nee, het is er nog niet van gekomen.
Velen van ons kijken alweer vooruit, naar de lente, jonge dieren in de wei, maar ook de eerste bloemetjes die weer gaan bloeien. In februari zie je zelfs soms al sneeuwklokjes of krokusjes bloeien. Ja, dan is het lente denk je, maar dan komt er plots een hagelbui en is het nog weer gewoon winter. We moeten nog een dikke maand wachten. Dikke jassen, sjaals en handschoenen blijven nog even aan of op de kapstok.

Buiten zie je soms in de tuinen of in een park een insectenhotel, je ziet een houten bak met allemaal vakjes erin en ieder vakje is gevuld. Het ene vakje met stro, het andere met riet, weer een andere met droge bladeren en ook sommige met dunne stukje bamboestengel. Je kunt het inrichten zoals je het zelf wilt. Zodra zo’n hotel in de tuin staat, zal je merken dat er in het najaar allemaal insecten in deze vakjes kruipen, lekker verstopt om de koude winter te overleven. In het voorjaar komen ze er weer uit, om zo het nieuwe jaar in te gaan.

Nou, hoe dat nu precies is gegaan, dat hebben ze mij een beetje uitgelegd, ik heb een paar insecten geïnterviewd, dat is een moeilijk woord voor vragen stellen en daarop reageren dus de insecten.

Het lieveheersbeestje was als eerste aan de beurt en zij vertelde dat ze niet alleen gekomen was, maar met een hele groep en zij hadden de bamboekamer afgehuurd. De bamboekamer heeft namelijk bamboestengels en deze zijn hol van binnen, hierin kunnen gemakkelijk een hele groep lieveheersbeestjes overwinteren, aldus Lisan het lieveheersbeestje. Ze kwamen zo half november bij het hotel en het leverde geen problemen op. Ze hadden zicht netjes aangemeld bij de chef van het hotel, de bezige bij Dar. Dar houdt de administratie bij en wees hun de weg naar hun kamer. De groep bestond uit 47 kleine liefheersbeestjes en Lisan met haar vriend Leen.
Ieder liefheersbeestje droeg zijn of haar eigen koffertje en ze moesten daarmee ook nog vijf trappen op, want de bamboekamer was op de bovenste etage. Daar aangekomen werden de koffertjes geopend en kwamen de tandenborsteltjes, de tandpasta en de handdoekjes tevoorschijn. Er waren in deze kamer genoeg kasten om alles in op te bergen. Gelukkig hoefden ze maar één keer hun tandjes te poetsen, want daarna kropen ze in de bamboestengel om te overwinteren. En nu, nu in februari hoor je allerlei geluiden, luister maar eens voor zo’n insectenhotel, de ene snurkt nog, maar de anderen giechelen of maken grapjes, ze kijken uit naar de mooie dagen die gaan komen. Lisan was er al vroeg bij deze ochtend om mij dit alles te vertellen. Ze had een mooie gespikkelde rode cape om.
Ik bedank haar voor het gesprek en nog voor ze naar binnen wil , komt er een bij voorbij het hotel vliegen.
Ik roep de bij en vraag waar hij heen gaat. Deze bij, met de naam Humpie, moppert een beetje: “van de week was het nog redelijk mooi weer en nu is het weer minder”. Ja, hij weet dat het nog maar februari is. Hij vertelde mij dat bijen bij acht graden boven nul, soms al even naar buiten vliegen, negen graden is nog beter, maar als het dan weer ineens heel koud wordt… “nou, dat is een ramp voor onze bijen”, aldus Humpie. Toch gaat hij snel even wat te eten zoeken voor het ontbijt, want hij had ook van het sneeuwklokje en het krokusje gehoord. Maar hij is al snel weer terug, hij vindt het maar niks om nu al buiten te zijn. De bijen hebben geen kamer in dit hotel, maar wonen ernaast in een bijenkast. In de bijenkast is het al best druk, alle bijen zitten als een tros op elkaar, ze vinden het anders veel te koud. Helemaal middenin de tros met bijen zit de koningin, zij moet straks weer eitjes leggen, maar dat doet ze niet in de winter, want dan is het veel te koud. Hun voedsel is honing, dat ze voor de winter hebben opgeslagen in een kast, ergens bovenin achter een deurtje, als je dat deurtje opent, zie je allemaal honingraten, dat zijn zelfgemaakte vakjes, een knappe prestatie. Af en toe gaan ze even naar boven en kijken ze in de kast of er nog iets lekkers in zit en zo komen ze de winter door.
Mieren hebben we hier gelukkig niet, vertelde mij één van de darren, die hebben een mierenhoop ergens in het bos, waar ze allemaal lekker bij elkaar zitten en hun eitjes verzorgen, zodat ze in het voorjaar weer met zijn allen de mensen kunnen opzoeken om te plagen…

In een ander vakje, volgepropt met houtwol, stikt het van de torretjes, knijpwormen en pissebedden.
Ze hebben het goed naar hun zin en zitten dicht bij elkaar, lekker warm, in hun houtwolkamertje .
Op de tweede verdieping is het nog heel stil, stiekem kijk ik even naar binnen, dat valt niet mee, de deurtjes zijn niet rond, maar langwerpig en smal. Het lijkt er wel uitgestorven, er staat wel een stoeltje, maar daar zit niemand op. Verder liggen er allemaal dorre stukjes blad en wat kleine takjes.
Overal liggen eitjes, vlindereitjes en ja, ook zie ik een paar vlinders. Ik moet stil zijn, zegt Geeltje de citroenvlinder, het is nog te vroeg om ons te storen, “maar we houden alles wel in de gaten hoor… straks als het mooi weer wordt, dan zijn wij, de citroenvlinders, altijd het eerste buiten, je herkent ons aan onze mooie gele kleur, hoewel de mannetjes iets feller geel zijn dan de vrouwtjes…”, aldus Geeltje.

Het was boeiend om zo eens even met een paar insecten te praten. Ik zie de eerste koffertjes al voor de deur staan, het zal niet lang meer duren, dan wordt het warmer en kunnen ze weer uitchecken om de lente op te zoeken. Het mooie weer voor een zomer vol mooie wilde bloemen, om als insecten gezond uit te vliegen en te genieten van alles wat de natuur hun geeft.

Wim Boers.